Proefgebieden
In KLIMAP toetsen wij de ontwikkelde methodieken, tools en producten in een aantal proefgebieden. In elk proefgebied worden specifieke onderdelen onderzocht. De proefgebieden worden in afstemming met de betrokken partners geselecteerd. In onderstaande interactieve kaart zijn de actuele proefgebieden weergegeven. Meer informatie over het gebied verschijnt, wanneer u deze selecteert.
Verspreid over de Nederlandse zandgronden hebben we in KLIMAP ook een aantal lokale veldproeven ingericht. In deze Living Labs wordt de nog ontbrekende kennis over effectiviteit en haalbaarheid van adaptatiemaatregelen verzameld. Daarbij richten we ons niet alleen op de hydrologische effectiviteit, maar ook op de economische en sociale. Zo onderzoeken we bijvoorbeeld de inpassing van maatregelen in de bedrijfsvoering. De kennis die in de verschillende Living Labs wordt opgedaan wordt vervolgens gebundeld en toegevoegd aan de menukaart: een totaaloverzicht van de effectiviteit en toepasbaarheid van adaptatiemaatregelen in een specifiek gebied. Uiteraard wordt ook de reeds beschikbare kennis die elders is opgedaan aan de menukaart toegevoegd. Een overzicht van de verschillende actuele Living Labs treft u aan op de interactieve kaart.

Leren van het gebiedsproces Limburgse Integrale Watersysteem Analyse (LIWA) dat in 2019 in Limburg is uitgevoerd; een analyse naar mogelijke maatregelen om te komen tot een klimaatbestendig, schoon en robuust watersysteem.

In verband met de oorspronkelijke vervangingsopgave van gemaal Terwolde, wil het waterschap onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om het gebied zelfvoorzienend te laten zijn wat betreft water. Aan de hand van de concrete vragen voor het gebied ontwikkelen en toetsen we methoden om ontwikkelpaden voor het gebied te ontwerpen.

In het Scheiendsven tussen Boxtel en Oirschot (NB) nabij het Natura2000 gebied de Kampina worden verschillende natte gewassen geteeld in een zuiveringsmoeras. Het zuiveringsmoeras staat in verbinding met de Banisloop.

Op een perceel in Middelbeers (NB) onderzoekt het Louis Bolk Instituut hoe meerjarig graan presteert op het gebied van droogtetolerantie, waterkwaliteit, koolstofvastlegging, biodiversiteit, productiviteit en voederkwaliteit. Door de directe vergelijking van ecosysteemdiensten van meerjarig graan met enerzijds eenjarig graan en anderzijds een meerjarig gewas zoals gras-klaver kan bepaald worden of meerjarig graan een interessante optie is voor gewasrotaties.

In 2021 is een veldproef aangelegd op zandgrond in De Glind (Gld) waarin verschillende ondergewassen zijn geplant, geselecteerd op basis van een eerdere proef in Brabant en een deskstudie. Het ondergewas moet enerzijds de bodem goed bedekken voor goede onkruidonderdrukking en minimale nutriëntenuitspoeling, maar anderzijds zo min mogelijk concurrentie vormen voor de mais.

De hoge zandgronden zijn gevoelig voor klimaatverandering. Doordat het water snel wegzakt of bij hevige regenval afstroomt is water in droge jaren schaars. Agrariërs zijn daardoor veelal aangewezen op beregening met grondwater.

In een weiland in Biezenmortel (NB) worden experimenten gedaan met de introductie van regenwormen. Het idee is dat de verticale gangen van zogenaamde pendelaars (pendelende regenwormen) ervoor zorgen dat het water kan infiltreren en lucht in de grond gebracht wordt.

Paludicultuur (ook wel natte landbouw genoemd) wordt gezien als kansrijke adaptatiemaatregel met name in de directe omgeving (bufferzones) van natte natuurgebieden en langs waterlopen. Zo ook in de omgeving van Helmond, op een perceel met veengrond op landgoed Groot Overbrugge. Hier wordt tegelijkertijd water vastgehouden en gezuiverd, een gewas geproduceerd (grote lisdodde) en CO2-uitstoot tegengegaan.

In het beheergebied van waterschap Limburg wordt in de winterperiode op vijf agrarische percelen water vastgehouden door het regelbare drainagesysteem zolang mogelijk in het voorjaar op de hoogste stand in te stellen. Voor grasland wordt gestreefd naar een hoogte van 30 cm-mv. Daarnaast zal actief water worden aangevoerd via het wateraanvoerstelsel.

In het buurtschap Stegeren, gelegen in het Vechtdal (Overijssel), worden twee klimaatadaptieve maatregelen voor het actief beheer van het afvoeren, vasthouden en aanvullen van grondwater op perceelniveau toegepast: de slimme SAWAX-stuw en regelbare (klimaatadaptieve) drainage met subirrigatie.

In America, gelegen in Noord-Limburg, wordt regelbare drainage met subirrigatie toegepast voor het actief beheer van het afvoeren, vasthouden en aanvullen van grondwater op perceelniveau. Anders dan in Stegeren, vindt hier subirrigatie plaats met ondiep grondwater.

In Haaksbergen, gelegen in het oosten van Overijssel, wordt regelbare drainage met subirrigatie toegepast voor het actief beheer van het afvoeren, vasthouden en aanvullen van grondwater op perceelniveau toegepast. Het drainagesysteem wordt hier gevoed met restwater van de nabijgelegen rioolwaterzuivering.

Op een drietal locaties wordt de waterretentiecurve van de onverzadigde bodem direct in het veld gemeten met vernieuwende in-situ technieken, op verdichte en minder verdichte bodems. Opheffen van verdichting verbetert de infiltratie en de waterberging van de bodem. De vraag is hoe groot dit effect is en de potentie is voor de zandgronden.

Paludicultuur (ook wel natte landbouw genoemd) wordt gezien als kansrijke adaptatiemaatregel met name in de directe omgeving (bufferzones) van natte natuurgebieden en langs waterlopen. Op meerdere locaties in Noord-Brabant vinden binnen KLIMAP op dit moment experimenten plaats op het gebied van paludicultuur, elk met een andere invalshoek. Zo ook nabij de rioolwaterzuiveringsinstallatie van Biest-Houtakker.

Er is behoefte aan kennis over de effectiviteit en haalbaarheid van het toepassen van paludicultuur - oftewel natte landbouw - met gebruik van gezuiverd restwater vanuit rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI). In een watergang van Waterschap de Dommel in de omgeving van de RWZI Soerendonk wordt het natte gewas kleine lisdodde geproduceerd en worden metingen verricht.

In een weiland in De Moer in Noord-Brabant wordt de teelt van verschillende diep en intensief wortelende kruiden onderzocht in mono- en mengteelt. Door een diversiteit aan kruiden met klaver en gras ontstaat een betere beworteling en bodemstructuur, en daardoor een klimaatbestendiger grasland.

Op 11 locaties in de Nederlandse zandgebieden wordt bodemvocht op 2 diepten continu gemeten om de relatie met meteorologische en hydrologische droogte te onderzoeken. Het gaat om het voorspellen van de effecten van droogte en de kwantificering van de watervraag voor specifieke systemen om keuze tussen maatregelen te onderbouwen.

Zomers worden droger en winters worden warmer. Op melkveeproefbedrijf De Marke is binnen het project KLIMAP een veldproef met winterrogge aangelegd om te onderzoeken of deze teelt het ruwvoerproductieverlies door droogte in de zomer kan compenseren, de mineralenefficiëntie kan verbeteren en stikstofverliezen kan verminderen.

In het gebied De Margriet bij Helvoirt (gemeente Vught, NB) pachten 9 boeren in totaal 10 zanderige percelen met een slechte bodemkwaliteit waarop tot op heden met name een continuteelt van snijmais werd toegepast. In KLIMAP onderzoeken we het effect van duurzaam landgebruik. Het doel is om het organische stofgehalte en het watervasthoudend vermogen van de bodem te verhogen, de biodiversiteit te versterken en productiviteit te behouden in tijden van droogte.

De hoge zandgronden in de omgeving van de gemeente Reusel-de Mierden zijn kwetsbaar voor klimaatverandering en met name voor droogte. Verschillende actoren in dit gebied zijn daarom initiatieven gestart voor het ontwikkelen van een gebiedsaanpak. Met hulp van deze initiatieven zal KLIMAP samen met de diverse stakeholders in het gebied ontwikkelpaden voor de lange termijn opstellen.

Wateraanvoer, in combinatie met regelbare drainage, wordt gezien als belangrijke maatregel om droogteschade tegen te gaan en de hoeveelheid beregening uit grondwater te verminderen. De bijdrage van wateraanvoer aan de gewasverdamping en gewasopbrengst is nog onvoldoende bekend. Met deze proef proberen we daar in KLIMAP antwoord op te geven. De proef wordt uitgevoerd op een perceel van een graszodenbedrijf in Vinkel.

De bodem ter plaatse van proefbedrijf De Marke in Hengelo (Gld) bestaat uit leemarme tot zwak lemige, fijn zanden (veldpodzol). Deze bodems zijn droogtegevoelig. In KLIMAP onderzoeken we in een maïs- en grasperceel op de proefboerderij wat het effect is van het aanbrengen van lichte en zware klei in de zandige bovengrond op de waterhuishouding. De verwachting is dat door die bijmenging het watervasthoudend vermogen van de bodem en de vochtleverantie voor het gewas verbetert.

Op een zeer droogtegevoelig perceel in Helvoirt is in het voorjaar van 2019 een proefveld aangelegd waarbij er is gediepmengd met een roterende spitmachine. Daarna zijn gras, klaver en kruiden ingezaaid. De proef is onderdeel van het project Bodem & Water van Waterschap de Dommel. Via KLIMAP worden aanvullende metingen gedaan om de effecten van diepmengen op de bewortelingsdiepte en waterbeschikbaarheid te kwantificeren.